De Machines van het metingslabotest van Stroom van de Aanrakings de Huidige en Beschermende Leider

Productomschrijving

Bijlage G

Meting van stroom van de aanrakings de huidige en beschermende leider

G.1 Wordt luminaire bij een omgevingstemperatuur van 25 °C ± 5 °C en bij geschatte leveringsvoltage en frequentie in de testkring getest die in Figuur G.1 wordt getoond.
G.2 Wordt luminaire in werking gesteld met de lamp van het type waarvoor het voorgenomen is, dusdanig dat, wanneer gestabiliseerd bij nominale spanning, de lampwattage en het voltage van fluorescente en andere ontladingslampen binnen ± 5% van de geschatte waarden zijn.
G.3 wordt de beschermende leiderstroom gemeten met verbonden luminaire zoals die in 12.4.1 wordt beschreven. Bovendien wordt het metende die netwerk in Figuur G.4, met A en B in Figuur G.1 tussen de PE leider van luminaire en de aardeverbinding wordt verbonden gebruikt. Het metende netwerk voor aanrakingsstroom is losgemaakt.
De testsequentie zal zoals die in Clausule G.5 wordt gedetailleerd zijn maar „e“ opent altijd en geen metingen zullen op klasse II tot luminaires worden gemaakt.
Voltageu 4 met een hoge elektronische weerstandsvoltmeter wordt gemeten (of een oscilloscoop) wordt in r.m.s verdeeld door de weerstand R en de waarde voor de stroom wordt gegeven in r.m.s die.
G.4 voor de metingen van de aanrakingsstroom, wordt de kring in Cijfers G.1, G.2, en G.3 wordt gespecificeerd die gebruikt.
De testsequentie zal zoals die in Clausule G.5 wordt gedetailleerd zijn. De standaardtestvinger overeenkomstig CEI 60529 wordt gebruikt als testsonde en toegepast op toegankelijke metaaldelen, of toegankelijke isolerende die delen in folie, 10 cm x 20 cm in grootte, van het luminaire lichaam worden verpakt.
De hier beschreven methode van meting is gebaseerd op de veronderstelling dat luminaire in een ster TN of TT systeem wordt gebruikt, d.w.z. wordt luminaire verbonden tussen lijn (l) en neutraal (n). Voor andere systemen, zie relevante clausules van CEI 60990.
In het geval van multifaseverbindingen, komt dezelfde procedure voor, maar de metingen worden gemaakt op één fase tegelijkertijd. De zelfde grenzen zijn voor elke fase van toepassing.
Het meten van netwerk van Figuur G.3 wordt gebruikt voor draagbare klasse I luminaires, terwijl het metende netwerk van Figuur G.2 in alle andere gevallen wordt gebruikt behalve wanneer de beschermende leiderstroom om wordt gevraagd.
Voltageu 2 en U 3 in de metende netwerken van Figuur G.2 en G.3 zijn piekvoltages.
Als de frequenties boven kHz 30 geïmpliceerd zijn, zal de meting van aanrakingsstroom meting met betrekking tot elektrische brandwondgevolgen naast meting van Figuur G.2 omvatten. Voor de brandwondgevolgen, is de ongewogen r.m.s-waarde van de aanraking-stroom relevant. De ongewogen die aanraking-stroom wordt berekend vanaf r.m.s-voltageu 1, over weerstand 500 Ω van Figuur G.2 wordt gemeten.

De einda-elektrode (standaardtestvinger) zal op elk toegankelijk deel op zijn beurt worden toegepast.
Voor elke toepassing van de einda-elektrode, zal de eindb-elektrode op aarde worden toegepast, dan op zijn beurt zal toegepast worden op elk van de andere toegankelijke delen.
Voor meting op klasse II luminaires, wordt de beschermende leider genegeerd.
De testkring van Figuur G.1 zal een het isoleren transformator aanwenden.
De NOTAeisen ten aanzien van klasse III luminaires, sporen en draadsystemen zijn in beraad.
G.5 Testsequentie 
De aanraking-stroom wordt gemeten als volgt:

Figuur G.1 – Testconfiguratie: eenfasig materiaal op ster TN of TT systeem

Figuur G.2 die – die netwerk meet, raak stroom voor waarneming of reactie wordt gewogen (voor al klasse II en vaste klasse I luminaires)

Figuur G.3 die – die netwerk meet, raak stroom wordt gewogen voor laten-gaan
(voor draagbare klasse I luminaires)

Figuur G.4 die – die netwerk meet, voor stromen van de hoge frequentie de beschermende leider wordt gewogen